Ook na de echtscheiding kunnen ex-partners aansprakelijk zijn voor schulden die de ander maakt – totdat de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers. Deze aansprakelijkheid kan niet met terugwerkende kracht worden opgeheven. Een vrouw die dit probeerde, kreeg ook nog eens de proceskosten van haar ex aan de broek.

Een stel is in 2013 getrouwd, 10 jaar later wordt de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking wordt echter pas een jaar later ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In die periode zijn beide ex-partners nog aansprakelijk voor uitgaven die de ander doet voor de ‘gewone gang’ van de huishouding – de normale spullen die voor dagelijks gebruik worden aangeschaft. In een procedure bij de rechtbank Rotterdam vraagt de vrouw haar aansprakelijkheid op te heffen voor verbintenissen die haar ex-man aangaat.

Huishoudelijke schulden

Het Burgerlijk Wetboek geeft aan echtgenoten de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden van de rechter opheffing te krijgen van de aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden. Het moet gaan om schulden die tijdens het huwelijk worden aangegaan. De rechtbank bepaalt dat er geen juridische grondslag bestaat voor het verzoek van de vrouw om met terugwerkende kracht haar aansprakelijkheid op te heffen voor door de man tijdens het huwelijk aangegane huishoudelijke schulden. Dat is niet het enige slechte nieuws voor de vrouw: zij moet ook de proceskosten betalen.

Proceskosten

Normaal gesproken worden in familiezaken de proceskosten tussen partijen ‘gecompenseerd’: elk draagt zijn eigen kosten. In dit geval wijkt de rechtbank daar vanaf. De reden is dat de echtscheidingsbeschikking pas na een jaar is ingeschreven. Dit kwam omdat de vrouw hoger beroep had ingesteld tegen de echtscheiding die zij zelf had verzocht. Hoger beroep is niet bedoeld om een partij van wie het echtscheidingsverzoek door de rechtbank is toegewezen, gelegenheid te bieden die beslissing ongedaan te maken omdat die partij bij nader inzien er de voorkeur aan geeft van dat verzoek af te zien. De vrouw had dus kunnen weten dat ze niet-ontvankelijk zou worden verklaard in haar hoger beroep. Door toch hoger beroep in te stellen tegen de echtscheiding – in plaats van mee te werken aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers – heeft zij de periode waarin ze aansprakelijk is gebleven voor door de man aangegane schulden voor de gewone gang zelf gerekt. Het is dan niet redelijk om de gevolgen van die keuze af te wentelen op de man. De rechtbank ziet in deze proceshouding van de vrouw aanleiding haar te veroordelen in de proceskosten van de man (€ 1.548).

ECLI:NL:RBROT:2024:6679

Bron:Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2024:6679 C/10/664233 / FA RK 23-6126 | 16-07-2024