Een man wordt beschuldigd van verkrachting en mag een tijdlang niet in de woning komen van zijn partner en haar kinderen. Hij had weer toegang moeten krijgen toen die beschuldiging werd ingetrokken, stelt hij. Maar die zaak verliest hij.
Een stel heeft een jonge dochter. De moeder heeft daarnaast nog drie kinderen, waarvan de oudste meerderjarig is en in een woonvoorziening verblijft. Op enig moment stuurt deze meerderjarige dochter haar begeleider een brief, waarin zij schrijft door de partner van de moeder te zijn verkracht. Vervolgens geeft de gecertificeerde stichting (Jeugdzorg) de moeder een schriftelijke aanwijzing: de man mag niet meer in de woning van de moeder zijn als haar twee thuiswonende kinderen daar ook zijn. Ook mag hij geen contact meer met hen hebben. De man vertrekt dan uit het huis.
Schadevergoeding
Later stuurt de meerderjarige dochter de man een brief waarin zij verklaart dat hij haar niet heeft verkracht. De man vordert in kort geding dat de schriftelijke aanwijzing ongedaan wordt gemaakt, zodat hij terug kan terug naar de woning. Ook wil hij van de stichting een schadevergoeding van € 83.865 vanwege het onrechtmatig handelen van de stichting. Als hij die zaak verliest, gaat hij in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam. Hij vindt dat de stichting direct na de ontkennende brief van de oudste dochter de aanwijzingsbrief had moeten intrekken.
Veiligheidsplan
Volgens het hof heeft de stichting zich onvoldoende rekenschap gegeven dat de maatregel (niet meer in de woning mogen komen) een forse inbreuk maakte op de rechten van de man. Maar dat staat los van de vraag of de stichting direct na de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter jegens de man onrechtmatig heeft gehandeld door de aanwijzing te laten voortduren. De behandeling van de zaak is toen aangehouden en de voorzieningenrechter heeft de stichting gevraagd om in de tussentijd te komen met een veiligheids- en stappenplan waaruit zou blijken wanneer de man terug kon naar de woning.
Hulpverlening
De stichting heeft dat ook gedaan. Wel moest de man meewerken aan hulpverlening, wat weer door de moeder is geweigerd. De stichting liet weten de schriftelijke aanwijzing niet te kunnen intrekken, omdat niet zeker was of de veiligheid van de kinderen kon worden gewaarborgd. Daarvoor gaf de moeder onvoldoende zicht op de thuissituatie, wat weer nodig was voordat kon worden gewerkt aan terugkeer van de man, aldus de stichting.
Schriftelijke aanwijzing
Het hof gaat hierin mee. Het is evident dat de stichting, gelet op de voorgeschiedenis en achtergrond van het kwetsbare gezin (met een geschiedenis van seksueel misbruik), niet direct tot intrekking van de aanwijzing is overgegaan maar eerst nader onderzoek wilde doen. De stichting heeft dan ook niet onrechtmatig jegens de man gehandeld, zeker nu het de moeder was die niet wilde meewerken. De stichting moest de belangen van de kinderen behartigen en kon niet anders doen dan de schriftelijke aanwijzing laten voortduren totdat een rechter eventueel anders zou beslissen.