In een huurwoning wordt een hoeveelheid op scherp staande munitie aangetroffen. De verhuurder ontbindt de huurovereenkomst, maar dat gaat de rechter te ver.

Een man huurt een woning van een woonstichting, voor € 248 per maand. Als bij de politie een melding binnenkomt dat in de woning mogelijk explosieven en andere materialen uit de Tweede Wereldoorlog liggen, beginnen politieambtenaren en een explosievenverkenner een onderzoek. De huurder zegt de ‘bodemvondsten’ zelf te hebben opgegraven. Hij heeft met een aansteker en föhn uitgedokterd dat de munitiestukken niet op scherp stonden. Een explosievenverkenner constateert dat het deels wel om scherpe munitie gaat.

Zwaarwegend belang

De burgemeester sluit de woning enkele dagen om de explosieven te laten opruimen. De woonstichting ontbindt de huurovereenkomst per direct buitengerechtelijk en vordert bij de kantonrechter in kort geding ontruiming van de woning. Die stelt dat de huurder de woning moet verlaten, maar de huurder gaat daartegen in hoger beroep. Hij vindt dat hij onevenredig hard wordt getroffen door de ontruiming. Hij heeft een zwaarwegend belang bij behoud van woonruimte en nu de munitie is verwijderd, is er geen gevaar meer voor de omgeving. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is het daarmee eens. Het besluit om de woning te sluiten is immers onmiskenbaar genomen om de instanties de gelegenheid te bieden de munitie te verwijderen en, in afwachting daarvan, de veiligheid ter plekke te garanderen. Omdat de huurder de woning toen niet vrijwillig wilde verlaten, werd de woning tijdelijk gesloten.

Niet ontbonden

De woonstichting heeft volgens het hof onvoldoende onderbouwd waarom na het verwijderen van de munitie nog gevaar zou bestaan of er een ander zwaarwegend belang zou zijn bij een onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming, zonder toetsing van die ontbinding door de kantonrechter in een bodemprocedure af te wachten. Vooralsnog vindt het hof: het is aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat hier sprake is van een onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en het belang van de huurder dat daardoor wordt geschaad, en dat de woonstichting daarom in redelijkheid niet tot uitoefening van die bevoegdheid had kunnen komen. Het hof gaat er voorlopig vanuit dat de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk is ontbonden. Het definitieve oordeel ligt bij de kantonrechter, in een bodemprocedure.

Geen goed huurder

Volgens de woonstichting heeft de man zich niet als een goed huurder gedragen door munitie in huis te bewaren en te bewerken op een wijze die gevaar voor ontploffing met zich meebrengt. Maar er is toch geen schade toegebracht aan de woning, vindt de huurder. Hij heeft geen baan en bij ontruiming zal hij dakloos worden. Hij is met het verzamelen van munitie gestopt. Nu de man verder ook geen overlast heeft veroorzaakt, wijst het hof de ontbinding van de huurovereenkomst ook om die reden af.

ECLI:NL:GHSHE:2024:2560

 

Bron:Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2024:2560 200.343.796_01 | 12-08-2024