Een directiesecretaresse laat op haar tweede en derde werkdag weten ermee te willen stoppen. Als de werkgever de opzegging bevestigt, krabbelt zij terug. Mag ze haar baan behouden of is het daarvoor te laat?

Op haar eerste werkdag als directiesecretaresse klaagt zij over de overdracht van het werk. De volgende dag vertelt zij de bestuurder per telefoon dat zij wil stoppen. De bestuurder vraagt de vrouw na te denken over dit besluit en stelt voor elkaar een dag later opnieuw te spreken. Toch belt ze later die dag weer en herhaalt dat ze wil stoppen. Daags erna, tijdens een gesprek met de bestuurder, zegt zij haar arbeidsovereenkomst per direct op. De bestuurder bevestigt de opzegging die dag per mail.

Zorgplicht

Drie dagen later komt de vrouw terug op haar besluit, ze handelde tijdens het gesprek met de bestuurder in paniek. Ze vindt dat de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden door haar niet goed in te werken en haar geen ruimte te bieden om tot rust te komen. Zij meldt zich ziek, en stapt naar de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de bevestiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Ook wil zij dat de werkgever direct begint met een re-integratietraject nu zij ziek is. De vrouw stelt dat zij de arbeidsovereenkomst opzegde als gevolg van een geestelijke stoornis, namelijk een paniektoestand of posttraumatische stressstoornis. Op dat moment ontbrak de wil om op te zeggen.

Overeenstemming met de wil

De kantonrechter moet onderzoeken of de werkgever erop mocht vertrouwen dat de opzegging overeenstemde met de wil van de vrouw. Volgens vaste rechtspraak is het vertrouwen van een werkgever in een opzegging door een werknemer alleen gerechtvaardigd bij een ‘duidelijke en ondubbelzinnige’ verklaring van de werknemer, waarbij de werkgever niet snel mag aannemen dat zo’n verklaring is gericht op vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking. Dit moet een werknemer behoeden voor mogelijke ernstige gevolgen van een opzegging, zoals het verlies van inkomen en van het recht op een WW-uitkering. Als de werkgever twijfelt of de verklaring van de werknemer overeenstemt met diens wil, dan moet de werkgever dit onderzoeken en de werknemer voorlichten over de mogelijke gevolgen van de opzegging.

Duidelijke en ondubbelzinnige verklaring

Zelfs als wordt aangenomen dat de wil om op te zeggen bij de vrouw ontbrak, zo oordeelt de kantonrechter, dan mocht de werkgever er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de opzegging overeenstemde met haar wil. De vrouw meldde de opzegging in een telefoongesprek en herhaalde dat in een tweede telefoongesprek diezelfde dag. Toen heeft de bestuurder de vrouw gezegd dat een opzegging consequenties had voor haar WW-uitkering. Ze kon er dus een nacht over slapen en dit eventueel met anderen bespreken. Vervolgens is tijdens een overleg met de bestuurder op kantoor opnieuw gesproken over de WW-rechten maar desondanks hield de vrouw vol dat zij wilde vertrekken. Die ‘duidelijke en ondubbelzinnige’ verklaring herhaalde zij dus in drie gesprekken, verspreid over twee dagen.

Zorgvuldig gehandeld

De vrouw heeft niet aangetoond dat zij zichtbaar overstuur was en dus in paniek handelde. De werkgever heeft haar tijd gegund om een opzegging te overdenken en de vrouw gewaarschuwd voor de gevolgen voor haar uitkering. Daarmee heeft de werkgever zorgvuldig gehandeld. De werkgever mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat de opzegging conform de wil van de vrouw was. Zo is de arbeidsovereenkomst door de opzegging van de vrouw beëindigd, drie dagen nadat zij in dienst is getreden.

ECLI:NL:RBZWB:2024:5330

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2024:5330 | 29-07-2024