Een man is gedetineerd in een Extra Beveiligde Inrichting (EBI). Zijn kinderen mogen hem alleen bezoeken tijdens schooluren. Volgens hun ouders is dat in strijd met het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom vragen zij in kort geding een ruimere bezoekregeling. Dat verzoek slaagt niet. 

De vader zit in de EBI een gevangenisstraf uit van bijna 20 jaren voor afpersing en het uitlokken van aanslagen op mensen. Hij gedraagt zich in de gevangenis manipulatief en ondermijnend en is daar doorgegaan met zijn crimineel handelen. Daarnaast staat hij op een lijst van gedetineerden met een vluchtrisico en een maatschappelijk risico.

Bezoekuren

In de EBI geldt een streng bezoekregime. Gescreende mensen mogen de gedetineerden één uur per week bezoeken. Dit kan alleen van maandag tot en met woensdag op bepaalde momenten in de ochtend en middag. Deze momenten zijn tijdens de schooluren van de kinderen van de man. Daarom zouden die hun vader graag in het weekend of 's avonds bezoeken. Hun ouders vragen daarom namens hen aan de voorzieningenrechter (rechtbank Den Haag) om een verruimde bezoekregeling. Ze doen daarbij een beroep op schending van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven, zoals bepaald in het EVRM. 

Niet-ontvankelijk

Op basis van de wet hebben ouders een machtiging van de kantonrechter nodig om namens een minderjarige als eiser in rechte op te treden. Die machtiging hebben deze ouders niet. De wet kent uitzonderingen op deze verplichting, maar die doen zich hier volgens de voorzieningenrechter niet voor. Om die reden worden de ouders niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering.

Family life

Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter wel of de vordering van de ouders inhoudelijk in aanmerking zou kunnen komen voor toewijzing. Volgens de ouders wordt het fundamentele recht op het familie- en gezinsleven van de kinderen geschonden, omdat zij hun vader in de EBI alleen kunnen bezoeken door de Leerplichtwet te overtreden. Zij moeten spijbelen van school, en zich dus schuldig maken aan een strafbaar feit, om hun vader te kunnen zien of afstand doen van hun recht op contact met hun vader. Daarmee staan zij voor een ‘duivels dilemma’, aldus de ouders.

Begrenzing

De voorzieningenrechter benadrukt dat het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven als bedoeld in het EVRM niet onbegrensd is. Beperking van dit recht is mogelijk als dit bij wet is bepaald en noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van bijvoorbeeld de nationale veiligheid en het voorkomen van strafbare feiten. Volgens de voorzieningenrechter is daarvan in deze zaak sprake en zijn de beperkingen in de EBI nodig vanwege de nationale veiligheid en het voorkomen van crimineel gedrag vanuit detentie. Daar komt bij dat de kinderen hun vader de afgelopen tijd verschillende keren per maand hebben bezocht en dat er geen concreet bewijs is dat de beperkingen voor hen ernstige nadelen hebben opgeleverd. Het enkele verlies van lesuren wordt hierbij niet als zwaarwegend genoeg beschouwd. Ook is de reistijd naar de EBI niet buitensporig. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat de beperkingen op het bezoek van de kinderen aan hun vader gerechtvaardigd zijn en dat geen sprake is van een ongeoorloofde schending van het recht op het familie- en gezinsleven. 

ECLI:NL:RBDHA:2024:18127

 

Bron:Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:RBDHA:2024:18127 | 06-11-2024