Een vrouw biedt haar vriend na zijn motorongeluk maandenlang zorg en wil daarvoor de vergoeding die zij daarvoor zouden hebben afgesproken. Hiervoor moet zij maar aankloppen bij degene die het ongeval veroorzaakte, vindt de man, die bovendien betwist dat er voor de mantelzorg een overeenkomst van opdracht is – zoals de vrouw stelt.
Een man en een vrouw hebben 6,5 jaar een relatie gehad. Een samenlevingsovereenkomst is er niet. Het stel woont ook niet samen, ieder heeft een eigen woning. Ongeveer 1,5 jaar voordat de relatie stukloopt, raakt de man ernstig gewond bij een motorongeluk. Na een ziekenhuisopname van enkele weken trekt de vrouw bij hem in om hem te verzorgen.
Mantelzorg
Terwijl de schadeafwikkeling tussen de man en de verzekeraar van degene die aansprakelijk is voor het ongeluk nog loopt, eist de vrouw bij de rechtbank Limburg dat de man wordt veroordeeld tot onder meer betaling van een vergoeding van € 28.784 voor de zorg die zij hem heeft gegeven. Hiertoe hebben zij samen een overeenkomst van opdracht gesloten, stelt zij. Deze afspraak hield volgens haar in dat zij haar vriend vijf uur per dag zou verzorgen tegen een vergoeding van € 12,50 per uur. Nu zij de man van mei 2017 tot en met december 2018 heeft verzorgd, heeft ze recht op een vergoeding van € 36.000. Daarvan eist ze € 28.784, nu de man een tweedehands auto voor haar heeft gekocht en al een paar door haar verrichte betalingen vergoedde.
Eigen recht
De vraag waar de rechtbank zich over moet buigen is of de vrouw op grond van een overeenkomst van opdracht recht heeft op vergoeding van de zorg die zij heeft verleend. Volgens de man moet zij hiervoor niet bij hem zijn, maar bij de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij. Daarbij verwijst hij naar een bepaling in het Burgerlijk Wetboek. Maar dat betoog verwerpt de rechtbank. Volgens deze bepaling in het BW moet degene die aansprakelijk is voor aan een ander toegebracht letsel – naast de kosten van degene met het letsel – ook de kosten vergoeden die een derde heeft gemaakt. Daarbij kan worden gedacht aan medische kosten en verpleeg- en revalidatiekosten, maar ook aan tijd die een naaste kwijt is aan de verzorging, wanneer het gebruikelijk is daarvoor tegen betaling een derde in te schakelen. Zo’n derde heeft jegens degene die aansprakelijk is een eigen recht op schadevergoeding. De BW-bepaling schept slechts een recht en geen verplichting voor een derde om zich tot de aansprakelijke partij te richten, aldus de rechtbank. Het staat de vrouw dus vrij bij haar ex aan te kloppen.
Wel of geen overeenkomst van opdracht
Verder stelt de man dat er helemaal geen sprake is van een overeenkomst van opdracht, zoals de vrouw stelt. Zijn advocaat heeft het weliswaar met haar gehad over een uurtarief en het aantal uren, maar dit gesprek was alleen bedoeld om een abstracte schadebegroting te bepalen die bij de verzekeraar van de aansprakelijke partij is ingediend. Maar een overeenkomst opstellen was nooit de bedoeling, aldus de man. De vrouw heeft bovendien nooit duidelijk gemaakt dat zij bij hem verzorgingskosten in rekening zou brengen. Ook de door haar genoemde zorgperiode betwist hij.
Bewijslevering
De rechtbank oordeelt dat het op grond van de wet aan de vrouw is om te bewijzen dat de man haar de opdracht heeft gegeven om hem na zijn ongeluk vijf uur per dag te verzorgen tegen een vergoeding van € 12,50 per uur. Ook moet zij bewijzen dat zij die zorg daadwerkelijk in de door haar gestelde periode heeft geboden. In afwachting van dat bewijs houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.